Het verlummelen van de ochtend maken we goed door snel wat knabbels, een dekentje, een plu én de koude witte in een rugzak te stoppen en naar een klein park in de buurt te lopen. Nog even dan. In de haast vergeten we mobiel (lees: buienradar) en horloge. We geven ons over en laten het smaken, de wijnroes slaat snel toe. Al genietend voelen we de benauwdheid stijgen en zien de lucht dichttrekken. We wachten op de wind. Die komt niet. Wel een eerste dikke druppel, gevolgd door twee en veel. En voor we het weten staan we onder de kleine plu tussen een grote groep bomen te schuilen. Het tafereel is bijna idyllisch zomers.
Tegen elkaar gedrukt, de stevige boom in de rug, de moedige plu op zoveel mogelijk punten vasthoudend. De wind woeit zich in snelle rukken door de boomtoppen en langs onze benen, de regen raast over het asfalt. Alles is grijs. Lachen gieren brullen. Wat een kabaal, wat een water. We zijn ineens klaar wakker. En genieten van het doorbreken van de sleur, van dit suffe avontuur. Van het leven.
Proost.
Reacties
Een reactie posten