eerste lezers met opa naar zaal een. hij heeft een stok. ik geen. hij wijst mij aan, buigt naar me toe en zegt: hier is het oud. zo oud als jij maar dan maal tien. ik zeg: dat wil ik zien. met opa naar zaal twee. hij koopt een boek. ik niet. het boek gaat over toen. nu loopt u krom, zeg ik. wat gaat u daar aan doen? hij toont zijn hand en zegt: zoek mij een boek van nu. dan loop ik wel weer recht. met opa in zaal drie. hij wil een stoel, ik een knie. van hem krijg ik zijn schoot en ook het boek van aap roos vis. ik zeg: dat ken ik al. hij zegt: dat kan geen kwaad. nu heb je wat je weet en weet je waar het staat. met opa naar zaal vier. hij raakt mij kwijt. ik hem. pas na een uur komt het weer goed. hij is erg blij en zegt: jij boft. kijk hier, een boek over een man die niet vond wat hij zocht. met opa weer naar huis. hij leest niet snel. ik wel. net als de aap, de roos, de vis snak ik naar lettergrepen. voor je het weet zeg ik: dit is ...