Vorig jaar schreef ik al een post over het boek Uit verveling van de filosoof Awee Prins. Het ligt alweer een tijdje in de kast, maar ik ga nu een poging wagen. Ondanks zijn geweldige praatjes, is het best een pittig boek, dat weet ik al. Waarom toch proberen? Vanwege een briljant fragment in de inleiding, dat ik u niet wil onthouden:
Ieder mens [...] gaat gedurende zijn leven [...] wel enkele maanden of jaren gebukt onder een geweldige onverschilligheid, een algehele moedeloosheid en lethargie waar hij wel onmiddellijk aan toe lijkt te moeten geven. Hij begeeft zich naar zijn kamer, legt zich - niet zelden volledig gekleed - behoedzaam op een divan en verzinkt in een urenlange sluimering die, al naar gelang de opvoeding en de aard van de betrokkene, zo nu en dan wordt doorkruist door vergeefse voornemens, vage bespiegelingen of pijnlijke gevoelens van schuld en schaamte.
Nu kunnen we de mensheid eenvoudig in twee groepen indelen: een heel groot aantal lieden dat deze periode zoals het heet 'te boven komt', en een veel kleinere groep, die zich in het geheel niet uit hun sluimerpartij weet los te rukken, die de brug naar de werkelijkheid maar niet weet te slaan, voor wie de dagelijkse maaltijd al telkens een terugkerende opgave is en die zich eenvoudig geweldige zorgen maakt over de beslommeringen die hun eigen begrafenis ooit met zich mee zal brengen.
De eerste groep bestaat uit lieden die zich - zoals gezegd - aan de onverschilligheid weten te onttrekken. Dat geschiedt gewoonlijk als volgt: zij kiezen een aantal willekeurige idealen, een stropdas en een werkkring (met gelegenheid tot thuis- en overwerk); steken zich vervolgens tot over de oren in de schulden, kopen een ruim appartement en plaatsen dit vol snuisterijen, vazen, meubelstukken en tapijten, zodat er dagelijks op zijn minst een uur of meer mee gemoeid is om het 'ergste stof' te verwijderen. Daarna kopen zij planten die besproeid moeten worden, schaffen een hond aan, een konijn, een kat of een vis die verzorging behoeft, en zodra zij dit alles met toenemende efficiëntie kunnen afhandelen, treden zij met de één of andere Frits, Cora of Edgar in het huwelijk, nemen er een aantal hummeltjes bij die telkens uit de suikerpot moeten worden gehaald en die de aandacht behoeven die iemand nu eenmaal behoeft die om de haverklap een knikker of een spijker in de mond steekt. Naast deze bezigheden zijn er natuurlijk de postzegel-, munten- en antiekverzamelingen die zich laten aanleggen, er zijn cursussen in wijnkennis, handlezen en oosterse filosofie, en dan is er - niet te vergeten - het verenigingsleven, waar de bardienst wacht, het secretariaat, de opvang van de jeugd, het bezoeken van zieke leden...
En de tweede groep? De tweede groep is eenvoudig doodmoe geworden van de eerste. Zij ligt nog steeds op de divan, zich stierlijk te vervelen.
De titel van deze post is een citaat van Godfried Bomans dat deze week op mijn pad kwam. Ik vind hem mooi en waar. En voor m'n gevoel toepasselijk bij de toon van Awee Prins.
Afbeelding van de moderne Oblomov
Ik vind het ook mooi!
BeantwoordenVerwijderenDa's Mooi!
BeantwoordenVerwijderenEr is ook een heel klein groepje dat in al die uitgeblustheid en afleidingen en verwarringen door, iets vindt dat lichtheid en kracht vindt, dat zijn enkelingen die zich daar in gaan ontwikkelen. Zij komen tot STRALEND ZIJN.
BeantwoordenVerwijderenElna Hulsebosch
Dat is óók heel erg mooi! Bedankt, Elna.
BeantwoordenVerwijderenDe schrijver hoort bij de tweede categorie. Laat hem maar lekker somberen in de rest van het verhaal. Ik denk dat je het boek niet door komt. Het past niet bij jou!
BeantwoordenVerwijderenOh, maar dan heb je mijn sombere kant nog niet ontmoet! Ik ga het gewoon proberen, met zo'n opbeurend glaasje rosé in de hand. Als ik z'n gesomber zat ben, zal ik weer lekker vrolijk gaan bloggen ;-)
BeantwoordenVerwijderen